Het Harde Potlood legt gedurende openingsuren een papieren tuin aan die dient als decor voor hun voorstellingen.
Aangezien 21rozendaal nauwelijks wanden had, lag het niet voor de hand tekeningen te tonen. Toch moest dat mogelijk zijn. In Het Harde Potlood vond ik precies wat ik zocht. Kunstenaars die op een ruimtelijke manier met tekeningen omgaan. Hun tekeningen beperken zich niet tot het platte vlak noch limiteren ze zich tot de geijkte tekenmaterialen.
Het Harde Potlood (Richtje Reinsma, 1979, Roosmarijn Schoonewelle, 1980 en Heleen Wiemer, 1978) is een ondernemend collectief met fantastische ideeën. Ik wilde met hen een tentoonstelling maken die voortdurend zou veranderen en die tijdens de opening niet af hoefde te zijn, sterker nog, pas zou starten. Het drietal speelde prachtig in op mijn wens door een ‘tuin’ aan te leggen van immense tekeningen en constructies van plastic, hout en papier.
Het Harde Potlood vergelijkt haar manier van werken met tuinieren. Voor een deel heb je invloed op de tuin, voor een ander deel gaat de natuur (of het collectief) haar eigen gang. Gedurende openingsuren waren de kunstenaars aan het werk in de tuin. Dit onderstreepte het procesmatige van de tentoonstelling en er school een emancipatiegedachte achter: ik wilde het publiek laten zien dat kunst maken gewoon werk is en tijd en moeite kost.
De tuin diende tevens als decor voor drie korte voorstellingen. ‘De Grote Plantenshow 1’ was bijvoorbeeld een combinatie van poppenkast, showballet en defilé. Op de virtuele composthoop (het blog) hielden de kunstenaars de vorderingen bij. Het blog was uiteraard ook te raadplegen in de expositie zelf.